Fanatismo, magazine

Publicatie: Mei 2011
Opdracht: Castrum Peregrini
Concept en hoofdredactie: Come
Vormgeving: Herman van Bostelen

Fanatismo is een 58 pagina’s tellende glossy over fanatisme in Europa. Stichting Castrum Peregrini wilde aan het einde van een twee jaar durend Europees onderzoek een afsluitende manifestatie doen rondom fanatisme en hoe te voorkomen dat mensen op groepen tot extreem gedrag vervallen. Come bedacht  en produceerde bij dit onderwerp een magazine, vanuit de gedachte om een heel rijk en inhoudelijk onderwerp toegankelijk te maken voor een grote groep. Er staan stukken uit die uitingen van fanatisme uit Europa beschrijven en een sterk essay van de invloedrijke Duitse denker Philpp Blom. Het blad verscheen in een oplage van 25 duizend, is Europees gedistribueerd en bijgestoken bij de volledige oplage van de Groene Amsterdammer.

Olympische Spelen, brochure

Publicatie: Maart 2011
Opdracht: Kondor Wessels Vastgoed
Concept en tekst: Come
Vormgeving: Coup

In 2028 is het een eeuw geleden dat er Olympische Spelen in Amsterdam waren. De erfenis daarvan is nog zichtbaar: een prachtig stadion met in de directe omgeving mooie sportaccommodaties en woningen. Dat kan opnieuw. The Floating Games is een concept voor de Olympische Spelen op en rondom het water van het IJ. Om Amsterdam Noord een grote impuls te geven, hoogwaardig wonen en werken aan de noordkant van het IJ te ontwikkelen. Met een fietsbrug en bruggebouw over het water. De stadion-infrastructuur is grotendeels drijvend en kan elders worden hergebruikt. Come werkte tekstueel en visueel het concept uit, op verzoek van Kondor Wessels Vastgoed. De architect is Oever Zaaijer. Het ontwerp van de brochure is van Coup.

Amsterdamse Pleinen, boek

Publicatie: boek, najaar 2010
Opdrachtgever: Stadgenoot
Tekst en concept: Bob Witman en Hilde de Haan
Fotografie: Jeroen Musch, vormgeving: SOK

Bob Witman van Come schrijft over architectuur en grafische vormgeving voor de Volkskrant. Hij schreef een boek over pleinen in Amsterdam, in opdracht van woningbouwvereniging Stadgenoot. Het boek beschrijft de geschiedenis van pleinen in de hoofdstad, pikt er 20 bijzondere pleinen uit en toont achterin een kaart met alle 350 pleinen die Amsterdam rijk is. Het boek is bij de lancering overhandigd aan burgermeester Van der Laan. Een lancering die vergezeld ging van een speciaal geschreven gedicht van Ramsey Nasr. Het boek is uitgegeven door Valiz en kost € 29,90. isbn: 978-90-78088-43-1.

 

Anno is geschiedenis

Eric Wie heeft zes interviews gemaakt met vooraanstaande mensen op het gebied van cultuur en communicatie. Ze zijn onderdeel van het afscheidsboek van Anno, het promotiebureau voor geschiedenis, dat opgaat in INNL (Nationaal Historisch Museum). Het boekje geeft inzicht hoe publieksbereik kan worden verkregen voor culturele instellingen. Er zijn interviews met Marielle Pals, hoofd educatie KIT ( lees het hele inetrview hier onder), Peter Schoon (directeur Dordrechts museum), Marc Roos (Hoofdredacteur Spits), Jan van Kooten (directeur nationaal comité 4 en 5 Mei), Letty Ranshuyzen (zelfstandig cultureel onderzoeker) en Karin van den Born (eindredacteur Andere Tijden). Het boekje is vormgegeven door Franklin de Becker en voor het ridicule gesubsidieerde bedrag van nog geen 9 euro te verkrijgen door een mail te sturen naar secretariaat@actueelverleden.nl


Eric Wie in gesprek met Mariëlle Pals over de verleidingskracht van de Culturele Zondagen

In opdracht van Anno/Vandejong uit het boek ‘De geschiedenis volgens Anno’.

Mariëlle Pals is hoofd educatie bij het Tropenmuseum Junior en voormalig projectleider van de Culturele Zondagen in Utrecht. Als ‘bruggenbouwer tussen makers en publiek’ wist zij de Culturele Zondagen tot een groot succes te maken. Met 50 procent bezoekers van buiten de stad en 30 procent van buiten de provincie wordt het Utrechtse initiatief regelmatig aangehaald als een geslaagd voorbeeld van city promotion.

Hoe zijn de Utrechtse Culturele Zondagen tot stand gekomen?

Ze hadden een nogal vreemde start. Feitelijk zijn ze afgedwongen door de politiek en niet door de culturele sector. Leefbaar Utrecht wilde een alternatief voor de koopzondagen en kreeg het in de gemeenteraad voor elkaar om daar een raadsbesluit van te maken. Zonder enige kennis of visie is men vervolgens van start gegaan. De Stadsschouwburg en Vredenburg werden als gemeentelijke instellingen belast met de uitvoering. Op een gegeven moment werd zelfs geopperd om 52 zondagen per jaar te organiseren! Dat ging natuurlijk niet goed. Toen werd ik benaderd als projectleider, maar ik mocht verder niemand aannemen, want er was een vacaturestop bij de gemeente. Met veel doorzettingsvermogen, een flinke portie Fingerspitzengefühl en een aantal slimme besluiten zijn de Culturele Zondagen uiteindelijk tot stand gekomen.

Van gemeentelijke ‘moetje’ naar een succesvolle en innovatieve vorm van city promotion. Hoe doe je dat?

Ten eerste waren we een organisatie die erg gericht was op output. Dus niet te veel vergaderen, daar hadden we geen tijd voor. We bleven ook eenvoudig in ons streven: iedere maand moest er een festival staan. Tegelijkertijd bleven we flexibel en waren we vooral een netwerkorganisatie. Ieder deelnemend instituut werd medeverantwoordelijk gesteld, als een soort vaandeldrager. Dankzij deze medeplichtigheid werden de zondagen een project van de stad. Belangrijk is ook dat we gingen praten met doelgroepen in de stad. Dat deed bijna niemand in de culturele wereld. Op die manier wisten we bijvoorbeeld wat de Turkse gemeenschap het liefst zou willen zien. En zo stond Vredenburg vol voor een Turkse zanger die er anders nooit had gestaan.

Je hebt ongeveer 90 Culturele Zondagen georganiseerd. Het is nu een enorm succes.

Het succes groeide gestaag, zowel wat betreft het publiek als de deelnemende instellingen. In het begin was er een enorme desinteresse bij de gemeentelijk partijen. Ook vanuit de culturele sector was er behoorlijk wat tegenwerking. Dat was ook niet zo vreemd. Sjarel Ex, destijds directeur van het Centraal Museum, had uitgerekend wat het kostte als het museum op zondag gratis toegankelijk was. Want dat was een eis van de politiek: ‘gratis cultuur voor het volk’. Dan kan je je terecht afvragen hoe dit zich verhoudt tot het culturele ondernemerschap dat de politiek ook eist van een museum.

Heb je wel eens op het punt gestaan te stoppen?

Heel vaak! Maar de desinteresse van de gemeente gaf mij ook enorm veel vrijheid. De Culturele Zondagen werden een echte pioniersorganisatie, waar ik heel veel zelf kon bepalen. En dat zorgde voor veel directe lijnen en slagvaardigheid.

Wat is er voor jou persoonlijk, of bij organisaties in het algemeen, nodig om door te gaan?

Je moet kunnen relativeren en je moet zowel eigenwijs als dienstbaar kunnen zijn. Dat is een ingewikkelde balans. Ik houd ontzettend van makers. Zij zijn mijn referentiekader en mijn vertrekpunt. Ik wil vanuit de makers, de kunstenaars naar het publiek toe, niet andersom. Tegelijk ben ik altijd bezig met het leggen van verbindingen. Het is mijn passie om de weg naar cultuur makkelijker te maken. Het omslagpunt kwam toen wij de Culturele Zondagen presenteerden als mogelijkheid om meer synergie te creëren voor de Utrechtse bevolking en als de ‘tegenhanger van winkelzondagen’. Veel partijen voelden zich daar wel bij betrokken.

Is er met de Culturele Zondagen een Utrechtse methodiek ontwikkeld die gekopieerd kan worden door andere steden?

Er zijn weldegelijk succesfactoren te noemen: werken met een flexibele organisatie; instituten medeplichtig maken; toepassen van heldere marketingstrategie; en niet teveel bemoeienis van de gemeente. Een van de eerste dingen die ik bijvoorbeeld deed, was de website van de Culturele Zondagen weghalen bij de gemeente. Het publiek wil verleid worden door een cultureel merk, niet door de gemeente. Die moet niet verleiden, maar enkel informeren. Maar zelf als de gemeente zo netjes meewerkt, blijft het toch mensenwerk. Het is nooit een systeem.

Utrechters zijn nu gehecht aan de Culturele Zondagen. Is dat het succes van de herhaling?

Herhalen is heel gevaarlijk. Dan zit je al snel op het spoor van ‘dit is het dan’. Nee, niet de herhaling, maar de zichtbaarheid is de sleutel voor het succes. Je moet iedere keer weer een nieuwe dimensie aan hetzelfde concept geven, iedere keer de vraag op een prikkelende manier weten te stellen. Zo namen we als thema voor de Utrechtse Museumnacht de zeven hoofdzonden. Je ziet dat het publiek dat waardeert. Ze gaan naar een paar locaties en snappen de verbindingen. Ik geloof niet zo in dingen ‘helemaal anders doen’, maar veel meer in ‘hetzelfde doen, maar dan beter’. Verbeteren levert meer op dan steeds weer bij nul te beginnen.

Bob Witman in gesprek met Job Cohen; ‘Ik heb een brede muzieksmaak’

In opdracht van Muziekgebouw aan ‘T IJ.

Job Cohen – ex-burgemeester van Amsterdam en nu lijsttrekker PvdA – is al jaren een gretig bezoeker van het Muziekgebouw. ´Het nieuwe en spannende aan hedendaagse muziek, dat is echt een aanwinst voor mijn muziekleven.´

Muziek betekent rust voor Job Cohen, in vaak overvolle weken van bestuurswerk. ‘Op zondagmorgen gaat er steevast klassiek aan, of ik kies iets hedendaags. Dat is mijn muziekmoment.’

Belangrijke aanwinst

Het Muziekgebouw bezoekt hij regelmatig. ‘Ik vind het heerlijk om naar concerten te gaan. Ik heb een brede smaak, al ben ik niet deskundig.’ Cohen ziet dit concertpodium als een belangrijke aanwinst voor Amsterdam. ´Het voegt echt iets toe aan het muziekleven. Hier hoor ik dingen die ik nergens anders kan horen.´ De eigentijdse programmering is een belangrijke aanvulling op het klassieke aanbod van de hoofdstad. ´Het Muziekgebouw slaagt erin een eigen identiteit op te bouwen. Met eigen publiek. Als ik er ben, zit het altijd knap vol.´

Vroeger bij de familie Cohen thuis was klassiek aanwezig, maar niet erg nadrukkelijk. De jonge Job beroerde zelf ook een instrument. ‘Ik speelde slecht viool in mijn jeugd.’ Hij heeft nog kort in groepsverband gemusiceerd, maar ‘dat stelde weinig voor. Dus is het voor mij luisteren geblazen.’ Erna waaierde zijn smaak breed uit: toen hij rechten studeerde in Groningen, luisterde hij uitputtend naar strijkersserenade van Dvorak. Maar ook de stem van de joodse voorzanger Hans Bloemendal bekoort hem.

Extra inspanning

Louis Andriessen, het Nederlandse Blazersensemble, hij hoort het allemaal graag. Zijn kennis van hedendaagse muziek deed hij op in zijn Maastrichtse tijd, toen hij werkte aan de Universiteit van Maastricht. Begin jaren negentig was hij voorzitter van de Stichting Intro: ´Dat is voor Maastricht wat de IJsbreker was voor Amsterdam.’ En hij is er dankbaar voor dat hij via Intro kennis heeft kunnen maken met hedendaagse muziek.

Want het is prachtig, ‘maar het vergt wel extra inspanning om van moderne muziek te genieten. Het is atonaler, minder harmonisch en lastiger om het in één keer mooi te vinden.’ Tegelijk is het heel opwindend. ´Dat nieuwe en spannende aan hedendaagse muziek, is echt een aanwinst voor mijn muziekleven.´

Wat hij mooi vindt aan de zaal van het Muziekgebouw is dat hij voor zo veel soorten en maten muziek geschikt is. Ook zang, dat hem erg lief is. Hij houdt van Arvo Pärt. ‘Die ijle zang. ´Prachtig. Ik ga er heen, als het even kan!´

 
 


‘Klik en verder’ door Bob Witman

TWITTER! Artikel gepubliceerd in de Volkskrant – 21 mei 2010

Toen Twitter begin deze maand voor het eerst met officiële statistieken kwam, duizelde het. Elke dag 300 duizend nieuwe gebruikers. 55 miljoen tweets per dag. Drie miljard keer dagelijks worden tweets opgevraagd. Inmiddels niet meer, want als je het opschrijft, is het al oude koek.

Buiten netwerk

Het grote verschil met Facebook of Hyves is de kwaliteit van Twitter om buiten het sociale netwerk ook relevant te worden. Als Sven Kramer de binnenbocht kiest, als de SP faalt bij de raadsverkiezingen, als De Telegraaf een negenjarig vliegrampslachtoffer in het ziekenhuis interviewt, ontstaat een informatieve stroom meningen, nieuwtjes en debat die via de juiste hashtags – trefwoorden – zijn te volgen. Het is als een seismograaf van het Hollandse humeur, en omdat twee van de drie twitteraars het mobiel doen (vergelijk Facebook: slechts 25 procent), is het ook razendsnel. Zoals een Amerikaanse journalist schreef: News no longer breaks, it tweets.

PicFog, bedacht door de Hongaar Janos P. Toth, is van een heel andere urgentie dan de twitterberichten. Het is niet via hashtags gegroepeerd op onderwerp of op personen, maar het heeft een random-achtige kwaliteit. Of liever gezegd, alle kwaliteit of selectie is afwezig. Het is alles, het is real time en het is gekoppeld aan geografie of ip-adressen. Tik in Netherlands en kies een straal van 100 kilometer en tientallen thumbnails, die elke seconde worden ververst, schuiven als een film, een tentoonstelling van Nederland, aan je voorbij. Als je er met je muis over schuift, krijg je de meegestuurde tekst:‘Waarom trekken jullie cht ALTIJD van die geile koppen op foto’s.??’

Ergens in dit land gemaakt, door iemand gestuurd aan vriend, oma of collega. Omdat hij of zij iets wil laten zien. Nieuwe slippersnieuwe hond, nieuwe baby, nieuwe lipstick. Maar ook, dat is een andere categorie, een mooi weitje tijdens de fietstocht, de opgeknapte tuin na een zondag hard werken. En, de derde categorie, de geposeerde foto’s: vriendinnen voor ze de stad in gaan, vrienden in het café, ik en mijn collega’s, ik en mijn kleine neef. En tot slot, en dat is verrassend: veel eten. Stillevens van het ontbijt zondagmorgen, de koekjes op tafel en veel fastfood. ‘Nak ff patat heb honger qq’, meldt de afzender.

Graasmachine

PicFog is een simpele graasmachine. Net als twicsy.com die alle jpeg- en tiff-bestanden zoekt die op Twitterhosts worden geparkeerd. Als je niet je profiel hebt afgeschermd voor blikken van derden, worden de foto’s automatisch doorgeplaatst naar PicFog. Met de bijgeleverde tekst. ‘Dese was keihard! Toen k boven was vieldu me pokkie bijna omg!’ PicFog leest de gps-informatie en de ip-adressen en kan daardoor redelijk precies het Nederlands taalgebied afzonderen. De vraag is overigens of iedere Twittergebruiker weet hoe zichtbaar zijn foto’s zijn.

Vooral de combinatie tekst- foto is interessant. Los zijn de foto’s vaak vrij informatieloos. Twee meisje die tevreden in de zon zitten: ‘serre, zon, zelfgemaakte haarband, chillen, met jenske.’ Close up van een haardos: : ‘Eindresultaat,,,hmm,,tog moesten we iets langer fhonen,,me ma kon het beter doen:’ Lief slapende jongeman: ‘Hmmm van moraaaa lekker krokiiii hahahah.’

Je kunt op PicFog plekken over de hele wereld kiezen. Maar verrassend genoeg krijg je uit Spanje nauwelijks andere beelden. Dat geldt voor vrijwel alle westerse landen. In Japan iets meer eetfoto’s. In Rusland iets meer blote vrouwen. Maar overal in de westerse wereld fotografeert men zijn kat, het baby’tje en de net gebakken koekjes.

Wat is het dan, deze plaatjesmist? Het is fascinerend, verslavend, veelzeggend, maar ook plat. De beelden zijn zelden origineel. We beleven weinig hier in het Westen, of in elk geval, we beleven allemaal dezelfde dingen. Het is ook lui, waarschijnlijk omdat het zo snel is gemaakt, alles wordt op een armlengte afstand gefotografeerd. Terwijl, of misschien juist wel daardoor, op internet afstanden er niet meer toe doen, is de twitterfotografie nooit verder dan een meter, lijkt wel. We fotograferen wat dichtbij ons staat, we fotograferen onszelf, mobieltje in de gestrekte arm, flits: ‘vanavond draag ik Chanel. (op m’n lippen) Nu naar Boom Boom du Terre Alboom release feest!’

Actualiteit

Soms schemert de actualiteit door: een Telegraaf in de prullenbak op de dag van het Ruben-interview: ‘Ziezo. 1,45 euro slecht besteed’. Of de vuilnisstaking: ‘also das Wetter in Amsterdam ist super, mit dem Müll scheinen sie ein Problem zu haben…’ En soms gebeurt er iets verontrustends, een jongen liggend op straat die wordt geschopt: ‘Ooohh wat doen ze mt der jeff 😮 / mi nosabie dat wil ik weten.’ Acht minuten later, dezelfde foto met de tekst: ‘Ma nigger hou je bek dan.’

Het is lastig voor te stellen dat de fotografie van zo ver is gekomen en hier nu voorlopig eindigt. Hij was bij zijn geboorte in de tweede helft van de 19de eeuw een elitaire kunstvorm, want duur, tijdrovend en technisch ingewikkeld. Van platencamera’s, zilverbromide, fotorolletjes en polaroids is de fotografie gedemocratiseerd tot een wegwerpplaatje. Klik en verder. Een vehikel om een snelle stemming te communiceren: ‘#grrr..’ bij een foto van een verkeersomleiding. Of een foto van meisjesvoeten: ‘Teen nageltjes gelakt, they look kinda cute =)’

In dat opzicht geeft PicFog heel goed weer wat de huidige bestemming van burgerfotografie is geworden. Het was voor de niet-professionele fotograaf altijd de techniek om een herinneringsmoment vast te leggen. Wij verzamelen ons rondom de bruiloftstaart en gedenken de mooiste dag van ons leven omringd door beste vrienden. Maar doordat het een digitaal poststuk is gevonden, bedoeld om humeur of verwondering uit te drukken, is het geen herinnering meer, maar iets dat je weggeeft, een communicatievehikel. Als het verzonden is, is het verdwenen.

Alledaags

Wat je graag zou willen zien in PicFog is: is dit nu het beeld van de alledaagse werkelijkheid van Nederland? En als dat zo is, wat is alledaagsheid dan? In de eerste wetenschappelijke definitie van alledaagsheid, een studie uit de jaren zestig, wordt het begrip nog omschreven als het Hier en Nu, waarbij Hier staat voor de ruimtelijke component: de fysieke nabijheid van een gebeurtenis. En Nu staat voor het tijdselement.

Internet maakt het Hier-deel van deze definitieve waardeloos. Want het is nooit hier, de essentie van een social network is juist dat je elders bent, maar toch verbonden. Alle alledaagse dingetjes die we meemaken, kunnen we meteen doorsturen naar iemand die buiten gezichtsafstand is. Met grr, oohh of hahaha erbij.

Eigenlijk toont PicFog aan dat alleen de tijdzone in de alledaagse beleving overeind blijft. Niet meer Hier en Nu, maar Overal en Nu. De bewaarfoto is dood. Nu heerst en is, terwijl u dit leest, alweer 40 x ververst.